door Theo Zijlstra

En op donderdagochtend 31 mei was het dan zo ver. Het gezelschap van onze Koninklijke Zangvereeniging stapte bij metrostation Capelsebrug in de bus en vertrok opgewekt richting Trier. Sommige zaken kun je niet plannen. Vier ongelukken in de buurt van Antwerpen zorgden ervoor, dat de chauffeur van de bus een andere route ging volgen. Hij trakteerde ons op een toeristische route door het Vlaamse land. Toch kwamen wij ook hier in een file terecht. Dit betekende dat wij ruim twee uur te laat op ons lunchadres in Trier zouden arriveren. Het tastte het humeur van het gezelschap gelukkig niet aan.

Een tussenstop werd gemaakt in de omgeving van Luik en daarna ging het richting Trier. Het weer leek ook steeds beter te worden naarmate wij dichter bij Trier kwamen. Inmiddels hadden wij wel moeten besluiten om na de late lunch meteen door te gaan naar het overdekte openluchtpodium am Brunnenhof bij de Porta Nigra en daarna pas in het hotel in te checken. De lunch in Kartoffelkiste om 15.30 uur werd razendsnel geserveerd en de drankjes werden even snel afgerekend, zodat wij tijdig bij de Porta Nigra arriveerden. Gelukkig was afgesproken, dat wij ons programma casual gekleed zouden brengen. Onze voorzitter verordonneerde evenwel, dat korte broeken te casual waren en vervangen dienden te worden. Dat gebeurde zeer snel in en naast de bus.

A capella
De Brunnenhof naast de Porta Nigra is eigenlijk de oorspronkelijke kloostergang van het  voormalige klooster van de heilige Simeon. Dit klooster zat in feite aan de Porta Nigra vast en is nu museum. In deze prettige en toch nog enigszins gewijde omgeving viel het de mannen licht om het concert, geheel a capella, aan een publiek te presenteren, dat gedeeltelijk op houten banken en gedeeltelijk op een afgeladen vol terras van café Brunnenhof zat. Voor publiek zingen is altijd fijn. De heer Rother van de VVV kondigde de nummers aan. Hij was zeer te spreken over ons programma.

Om 18.00 uur gingen we dan naar ons hotel aan de Moezel. Hotel Constantin bleek een mooi panoramaterras te hebben, dat uitzicht bood op de Moezel en mooi gestoffeerde hellingen aan de overkant. Helemaal boven bleek een kapelletje te staan, dat ’s avonds toch wel enigszins feeëriek verlicht werd. Men had dit terras snel ontdekt en ook de rest van ons verblijf in hotel Constantin werd het druk en naar tevredenheid gebruikt. Het eten in het hotel bleek niet alleen de eerste avond maar ook de volgende twee avonden uitstekend te smaken. Er werd op de laatste avond dan ook terecht een zanghulde aan de kokkin en haar keukenbrigade gebracht. We zijn niet voor niets een koor. Trouwens, ook het ontbijt bleek in orde.

Kartoffelsalat mit Bockwurst
Op vrijdag 1 juni maakten we in de ochtend een excursie langs een prachtige route naar het schilderachtige Bernkastel Kues. Deze excursie werd afgesloten met een typisch Duitse lunch (Kartoffelsalat mit Bockwurst) op een boot op de Moezel. Voor sommigen was er gelukkig ook voorzien in brood met kaas. Daarna ging het terug naar Trier. De chauffeur zette het gezelschap af bij de Porta Nigra. Hier werd men ook weer opgehaald. Men had een ‘vrije’ middag in de schitterende oudste stad van Duitsland. Een regenbui werd door een aantal mensen uitgezeten met een glas wijn in een van de vele cafés en restaurants.

Ook op de zaterdagmorgen van 2 juni was men vrij om te gaan en staan waar men wilde. Nu kon men zich laten afzetten bij de Kaiserthermen, oude Romeinse badhuizen, nu in museumvorm aan het publiek aangeboden. Vanaf hier kon men in een rechte lijn door het keurvorstelijke park lopen in de richting van de rococovoorgevel van het keurvorstelijk paleis en de daarnaast gelegen Basilica van Constantijn. Dit was in 306 de grootste overdekte verwarmde ruimte van Europa. Keizer Constantijn hield kennelijk niet van koude in zijn ontvangstruimte. Trier was tot 324 na Christus zijn residentie. Daarvoor was het al enige tientallen jaren een van de vier hoofdsteden van het Romeinse Rijk. Vanaf de Basilica was het even oversteken en een hoek om en daar stonden dan naast elkaar de oudste bisschopskerk van Duitsland, de dom, en de oudste Gotische kerk van Duitsland, de basiliek van Onze Lieve Vrouw, gebouwd in de vorm van een roos met twaalf bladeren. Dat laatste zie je pas duidelijk, als je in de basiliek bent. De roos was het symbool van Maria.  De dom, waarvan het oudste gedeelte uit de vierde eeuw stamt, bezit als belangrijkste relikwie het opperkleed van Christus, waarover de soldaten onder het kruis de dobbelsteen geworpen hadden, omdat ze het weefsel niet wilden verdelen. Deze relikwie is ondergebracht in een aparte kapel. Hij zou via de moeder van Constantijn, Helena, in het Westen terechtgekomen zijn en tenslotte in Trier. Tegenover de dom loop je een straatje in en kom je op de Grote Markt uit en kijkend naar rechts zie je de Porta Nigra al weer oprijzen. Misschien minder belangrijk om te vermelden: Trier is ook de oudste wijnstad van Duitsland!

In de middag weer een prachtige rit, volop in de zon, naar de abdij Himmerod, in het dal van de Salm. Na het uitstappen uit de bus was het afdalen geblazen naar de barokke kerk van de abdij, waar ons koor zou concerteren. Men vroeg zich bij het binnengaan van de kerk wel af, of er, gezien de buitengewoon schaars bevolkte omgeving, wel toeschouwers zouden zijn. Dat bleek wel degelijk het geval. In de omgeving is men gewend, dat op zaterdagmiddag om 16.00 uur er meestal een concert is. Terwijl de koorleden repeteerden, ging de aanhang op een van de terrassen in de naaste omgeving wat drinken. Het concert duurde ongeveer vijf kwartier. Onze organist Anton Doornhein had geen enkele moeite met het orgel, dat gedeeltelijk in restauratie was. Het enige jammere was, dat er een behoorlijke nagalm in de kerk zat. Dat speelde vooral in de snellere delen van ons programma. Het publiek in de kerk was daar kennelijk aan gewend. Aan applaus was er dan ook geen gebrek. De heer Valerius, die ons daar ontving, zei ook dat die nagalm bij ieder koor een probleem vormde, omdat je als gastkoor daar natuurlijk maar een keer zingt. Als je er vaker zou zingen, dan kun je je er bij repetities op instellen. Na afloop van het concert werd er op een van de terrassen nog een drankje gebruikt. De hele omgeving straalde rust en stilte uit.

De volgende ochtend op zondag 3 juni werden eerst de koffers gepakt en in de bus geladen. Daarna gingen de mannen te voet naar een van de oude kerken in de binnenstad van Trier om met het zingen van de mis van Gounod, nr.2 in G voor mannenkoor en orgel, de zondagsviering op te luisteren. Hier waren we om 10.00 uur welkom. Cantor en organist Christian Braun ontving ons hier. Onze organist Anton Doornhein snelde bijna richting orgel. Hij had een boekje ontvangen over de orgels, die in deze Sint-Antonius uit 1514 gestaan hadden. Van het huidige orgel had hij de opbouw thuis al kunnen bestuderen. Hij zou aan het einde van de viering dan ook alles uit de kast halen. Hij werd hier met een daverend applaus en complimenten van twee andere organisten voor bedankt. Het geluid in de kerk was prima. Ook onze dirigent Hans van der Toorn was hier uitermate over te spreken. Ook de opstelling van het koor was hier ideaal. Zij stonden tegenover dirigent en organist. De communicatie was perfect. Het koor zong vanzelf ook uitstekend.

Het is altijd fijn, als het laatste optreden het beste is. Maar ja, ook aan een koorreis komt een einde. Terug naar het hotel, de koorkleding verwisselen voor de gewone kleding en dan terug met de bus richting Nederland. In prachtig weer, en met een tussenstop, reden we voor een smaakvol slotdiner naar restaurant De Ruyterhof in Rijsbergen. Vervolgens was het nog een klein uur rijden naar metrostation Capelsebrug. Ik hoorde nog deze week een meegereisde partner verzuchten, dat zij zo wel weer naar Trier zou willen.