Het eerste concert onder bovengenoemde titel op 10 december 2017 in de mooie ronde ruimte van de Wilhelminakerk in Dordrecht had tegenwerking van de weergoden. Een pittige sneeuwval op het verkeerde moment maakte het een aantal mensen onmogelijk om het concert te kunnen bijwonen.

De kwaliteit van het concert leed daar gelukkig niet onder. De beide koren, bekwaam door Hans van der Toorn aaneengesmeed tot een  groot mannenkoor, lieten hun sonore stemmen horen en ook het blaasorkest produceerde onder leiding van dirigent Bouke Schut de aangekondigde klare klanken. En het was gelukkig wel zo, dat in de benedenruimte van de kerk genoeg publiek aanwezig was om het koor en orkest een prettig gevoel te bezorgen. Gelukkig bleek dirigent Bouke Schut beschikbaar om  op het allerlaatst de ziek geworden vaste dirigent van het orkest Anton Weeren te vervangen. Hij kweet zich uitstekend van zijn niet te benijden taak.

Hoe anders was het een week later in Citykerk Het Steiger in Rotterdam. Het weer werkte niet tegen en de kerk stroomde vol.Iemand zei, dat de kerk tegenwoordig in de Kerstnachtmis niet zo vol meer was als tijdens dit concert. Voor koor en orkest betekende dit ook een extra stimulans. De Koninklijke Zangvereeniging Rotte’s Mannenkoor, het Koninklijk Dordrechts Mannenkoor kna en het Rotterdams Symfonisch Blaasorkest lieten zich, net zoals in Dordrecht, van hun beste kanten zien.

Het zeer afwisselende programma  was ongewoon voor een Kerstconcert maar boeide de toehoorders zeer. Het ‘De Profundis’ van  Arvo Pärt, het ‘O Magnum Mysterium’ van Morten Lauridsen en het ‘Festgesang an die Künstler’ van Felix Mendelssohn-Bartholdy klonken prachtig in beide concerten. Het ‘De Profundis’ werd fraai uitgevoerd met begeleiding door Anton Doornhein aan het orgel en met slagwerk uit het orkest. De a capella-uitvoering van ‘O Magnum Mysterium’ klonk prachtig plechtig en gedragen. De samenklank van koor en orkest in ‘Festgesang’ kwam prima tot zijn recht. Hierbij was voor de begeleiding van het koor door Anton Weeren een arrangement gemaakt voor het hele blaasorkest.

De beelden van ‘The Snowman’ na de pauze, superieur ondersteund door de muziek van het orkest en met een solo door de sopraan Suzanne van Bebberen, werden  met enthousiasme door het publiek ontvangen Ook ‘The Little Drummerboy’ met de bassen en baritons als ritmesectie en Jan van der Elst en Kees Reabel als solistenduo werd door de toehoorders verwelkomd. Voor de ’Christmas Cantata’ van Daniel Pinkham, begeleid door de kopersectie van het orkest en organist Anton Doornhein, gold hetzelfde. De solo van Jan van der Elst in het tweede deel klonk bijzonder goed. Naast de traditionele samenzang met uiteraard ‘Stille Nacht’ klonken nog de a capellawerken ‘O du fröhliche’ en ‘Abends will ich schlafen geh’n’ van Engelbert Humperdinck in een arrangement van Hans van der Toorn. Intussen klonken ook nog de swingende klanken van het orkest en in Citykerk Het steiger was zelfs een over de altaartreden dansende Bouke Schut te bewonderen. Ook dirigent Hans van der Toorn verdient intussen alle lof. Het valt niet mee twee mannenkoren zo op een lijn te krijgen, dat tijdens de concerten er een enkel mannenkoor bleek te staan.

Kortom: Het waren twee prachtige concertbelevenissen!